Oostende uitbouwen tot internationale "Energy Port"
Op 1 februari aanstaande vatten C-Power en onderaannemers in de voorhaven van Oostende de assemblage van de hubs, wieken en turbines voor de tweede fase van zijn windmolenpark op de Thornton-bank aan. Voor het Autonoom Gemeentelijk Havenbedrijf Oostende (AGHO) luidt één en ander de definitieve start in van zijn nieuwe strategie. Oostende, dat in de voorbije jaren af te rekenen kregen met het wisselvallig karakter van het ro/ro-verkeer, heeft de ambitie zich tot “Energy Port” uit te bouwen. Het kijkt daarbij niet alleen naar de zeven ofsshore-windmolenconcessies voor de Belgische kust, maar evenzeer naar de gigantische windmolenparken die Groot-Brittannië in de komende jaren op zee zal ontwikkelen. “Uiteraard is voor Oostende een rol weggelegd in de constructiefase van deze parken, maar op termijn zijn het vooral de Operations & Maintenance (O&M)-activiteiten die de meeste opportuniteiten bieden,” meent AGHO-gedelegeerd bestuurder Paul Gerard. In de kusthaven wordt alvast 15 miljoen euro geïnvesteerd in de broodnodige infrastructuur ter ondersteuning van zijn nieuwe bedrijfsstrategie. Daartoe werd en wordt de voormalige ro/ro-terminal van Ferryways/Cobelfret omgebouwd en aangepast.
Met een trafiekverlies van ruim 21% deelde de haven van Oostende vorig jaar in de (verwachte) klappen.
Voornaamste aanleiding daartoe was het verdwijnen van Ferryways/Cobelfret.
Ook Transeuropa Ferries, dat op Ramsgate vaart, nam twee verouderde en fuel-verslindende eenheden uit de vaart.
“Bedoeling was in 2011 twee extra eenheden op de route in te leggen, maar dat lukte niet. Toch koester ik goede hoop dat dat dit jaar wel lukt. Het overstag gaan van SeaFrance, dat vanuit Calais de vrachtprijzen bijzonder zwaar onder druk zette, biedt uitzicht op een terugkeer naar een normalisatie van de cross-Channel-tarieven. In Oostende is alvast voldoende aanbod om vier schepen op de route naar Ramsgate te vullen,” aldus Paul Gerard.
Waaruit meteen blijkt dat Oostende zijn status van ro/ro-haven niet opgeeft. Toch verschuift de aandacht naar de uitbouw van een Europese “Energy Port”.
Dat het over een noodgedwongen diversificatie gaat, wil de gedelegeerd bestuurder niet gezegd hebben. Het gaat eerder om een bewuste keuze, zo luidt het.
“Oostende heeft in de voorbije jaren in alle mogelijke opzichten geprobeerd zich in de ro/ro-sector te diversifiëren. Niettemin bleek dat ro/ro niet echt een stabiele business is. Denk aan het komen en gaan van partijen als RMT, Holyman, Sally Lines, Hoverspeed, Ferryways, Sammarina, Cobelfret, … Geregeld worden de havens gegijzeld door rederijperikelen allerhande,” zo nog onze gesprekspartner.
Nieuwe offshore-roeping
De ervaring opgedaan met de handling en terbeschikkingstelling van terreinen en infrastructuur tijdens de bouw van de eerste zes windmolens van C-Power in 2008, deed in de kusthaven het bewustzijn ontstaan dat zich binnen de offshore-energiemarkt nieuwe mogelijkheden aandienden.
“Als kleine, snelle kusthaven heeft Oostende alle troeven in handen om de servicing naar de offshore-markt te verzorgen, niet alleen op constructievlak maar evenzeer wat het onderhoud van de windmolenparken betreft. Daarrond is lokaal intussen een breed draagvlak ontstaan. In concreto zal die optie zich voor Oostende vertalen in een verdere daling van de verscheepte vrachtvolumes. Wel dient zich daarentegen een business aan die voor beduidend meer toegevoegde waarde en tewerkstelling zal zorgen,” aldus onze gesprekspartner.
Voor de bouw van de funderingen (pre-piles en jackets) in zee voor de C-Power-windmolens van de tweede fase waren nagenoeg constant 200 man werkzaam in de Oostendse voorhaven.
Ook de uitbouw van de zwaarlastenkaai en het bijhorende terrein rond het Zeewezendok voor C-Power zorgden voor extra tewerkstelling. Eind december werd het nieuwe terrein aan het Zeewezendok op een draagkracht van 20 ton/m² gebracht.
Oostende beschikt zodoende over een zwaarlastenkaai en 8 hectaren terreinen die een dergelijke last aankunnen. Dat is geen overbodige luxe indien men bedenkt dat bepaalde componenten in de offshore-windmolenindustrie een eenheidsgewicht van 400 of soms 650 ton hebben.
De modale draagkracht van de infrastructuur op een moderne haventerminal schommelt doorgaans rond de 6 ton.
“Bedoeling is ook de oude kade in de voorhaven door een nieuwe kade met een veel hogere draagkracht te vervangen. Idem dito wat de achterliggende terreinen betreft. In totaal zal Oostende dan over een 15 hectaren superversterkte terreinen beschikken, klaar voor de behandeling van de windmolencompenten van de toekomst. Met inbegrip van de eerste fase, vertegenwoordigt een en ander een totaalinvestering van 15 miljoen euro. Op termijn kan die oppervlakte nog met 5 hectaren worden verruimd indien een deel van het Visserijdok wordt gedempt,” zo nog de gedelegeerd bestuurder van AGHO.
Oostende is momenteel de enige haven in de regio met een dergelijke infrastructuur. Dat geeft aan dat de offshore-ambities in de kusthaven niet tot de Belgische windmolenparken beperkt blijven.
“Het Verenigd Koninkrijk maakt zich op om in de komende jaren 42 Gigawatt offshore-windmolencapaciteit uit te bouwen. Dat stemt overeen met zowat 10.000 windmolens met een eenheidsvermogen van 4 MW. Momenteel is geen enkele Britse haven voor het servicen van de offshore-windmolenindustrie toegerust,” heet het.
Ter vergelijking: de zeven door België vergunde offshore-windmolenconcessies tellen, alle samen, een 400-tal windmolens.
REBO
Om de haven van Oostende te ontwikkelen tot een gespecialiseerde hub voor de sector van de hernieuwbare energie op zee, werd in het najaar van 2009 REBO N.V. opgericht, voluit Renewable Energy Base Oostende.
Aandeelhouders zijn ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV, 40%), AGHO (15%), de Artes-groep (15%, lees: de holding boven waterbouwkundig bouwbedrijf Depret, nvdr.) en twee filialen van de Deme-groep, met name Deme Blue Energy N.V. en Offshore Wind Assistance N.V., die elk 15% van de aandelen aanhouden.
Het is deze PPS-constructie die de investering voor de uitbouw van de infrastructuur ophoest en de terreinen in concessie verleent aan windmolenbouwers en/of hun subcontractors.
Operations & Maintenance
Zoals gezegd, houden de “Operations & Maintenance”-activiteiten in de offshore-windmolenindustie voor de kusthaven de grootste opportuniteiten in.
“Voor het onderhoud van windmolenparken met een gemiddelde levensduur van twintig jaar, zijn 2,5 voltijdse equivalenten (FTE’s) vereist. Alleen de Belgische windmolenparken, eens alle in bedrijf, kunnen 1.000 nieuwe jobs opleveren,” weet Gerard.
Toen Cobelfret 24/7 in de kusthaven actief was met lijnen op Purfleet, Ipswich en Killingholme, had de rederij, naar verluidt, dagdagelijks … 35 havenarbeiders in Oostende aan de slag.
Grote uitdaging voor Oostende is derhalve de juiste skills aan te trekken. De vereiste vaardigheden en expertise zijn immers immens, gaande van onderhoudstechnici op zee, scheepspersoneel, logistieke medewerkers, elektriciens (reductiekasten, hoogspanning, laagspanning, …), tandwielmechaniciens, specialisten in anti-corrosiebehandeling en dies meer.
Meegenomen is dat het zopas vernieuwde VDAB Maritiem Competentiecentrum in Zeebrugge onlangs van start ging met gespecialiseerde OPITO-veiligheidstrainingen. Dat zijn gespecialiseerde opleidingen specifiek voor de offshore-sector, waaronder ook de windmolenparken op zee vallen.
Voor toeleveranciers en subconstractors heeft Oostende in de onmiddellijke buurt van de zwaarlastenkaai een 12.000 m² grote zone met magazijnen en kantoren ter beschikking.
Op 1 februari neemt REpower Benelux zijn intrek in een gerenoveerd kantoorpand op de site. Ook CMI heeft er inmiddels een uitvalsbasis, terwijl met andere geinteresseerden onderhandelingen lopen.
In de coulissen maken zich intussen een aantal regionale spelers op om op de nieuwe uitdagingen in te spelen.
Onder hen Groep Verhelst dat eerder in deze kolommen aangaf plannen te hebben om een logistiek onderdelencentrum voor de offshore-windmolenindustrie in de Oostendse voorhaven uit te bouwen.
“De infrastructuur op zich volstaat niet, een succesvolle uitbouw tot “Energy Port” is enkel mogelijk indien er een goed functionerende achterliggende service-organisatie actief is,” weet Paul Gerard. Precies die service-organisatie moet Oostende in de kijker plaatsen bij de windmolenparkuitbaters.
Ook voor parken die dieper in zee zijn gelegen. De voor hen ingeschakelde support-schepen blijven weliswaar langer op zee maar moeten niettemin in een echte “thuishaven” kunnen rekenen op alle services en toeleveringen.
Gehoopt wordt dat het “Energy Port”-project ook de industriezone Plassendale een nieuwe dynamiek bezorgt.
Als gevolg van het verdwijnen van een aantal shortsea-initiatieven boette de logistieke zone immers aan aantrekkingskracht in.
Plassendale zou in de toekomst kunnen worden aangewend voor de opslag en behandeling van grote windmolenonderdelen.
Bijzondere troef is dan weer dat de zone, via het kanaal Gent-Oostende, rechtstreeks over het water ontsloten is.
AG HAVEN OOSTENDE
Voor u geselecteerd
Kort de voordelen van een abonnement...
Belangrijk nieuws te delen?
Ontvang Leads voor 19€/mnd
- Ontvang automatisch info over leads, klanten, concurrenten en partners
- Alle data en artikels staat voor u beschikbaar
- Maandelijks opzegbaar
Wilt u meer bedrijven bereiken?
Word dan dVO Reach en promoot uw bedrijfsverhaal bij 50.000 beslissers.